Bouwunie over aantal faillissementen in de bouw: Gevolg van dodelijke mix van factoren

Het aantal faillissementen in de bouw piekt. Meer dan een op de vijf bedrijven die dit jaar al over de kop gingen, was actief in de bouwsector bericht de krant De Tijd. Volgens Bouwunie is dit hoge aantal het gevolg van een dodelijke mix van factoren. “Sowieso heb je de ‘klassieke’ redenen zoals de stijgende hypothecaire rente, de prijs voor bouwmaterialen die hoogstens stabiliseert, de energiecrisis die we doormaakten en de afgelopen historische loonindexatie. Dit zet de winstgevendheid voor bedrijven onder druk”, duidt Bouwunie-topman Jean-Pierre Waeytens. Daarnaast haken consumenten af door de hoge rente en bouwmateriaalprijzen, met dunnere orderboekjes als gevolg. Deze evolutie zien we ook weerspiegeld in het lagere aantal vergunningen voor nieuwe woningen dat nu ruim een tiende lager ligt dan in de voorbije jaren. En in het dalend aantal woonkredieten. Het aantal aanvragen staat op het laagste peil in tien jaar. “Vooral de nieuwbouw zit in het slop”, aldus Waeytens. “Onze bouwbedrijven merken een ernstige vertraging tot zelfs het werkelijk stilvallen van de vraag naar nieuwe projecten. Ook voor totaalrenovaties is de vraag matig. Kleinere renovaties doen het voorlopig nog wel goed”. Anderzijds speelt ironisch genoeg ook het aantal starters een rol in de faillissementscijfers. “Starters hebben nog geen financiële buffer opgebouwd en zijn dus nog gevoeliger voor faillissementen”, zegt Waeytens. Bouwunie dringt er bij de regering op aan om toch na te denken over een alternatief voor de afgeschafte vestigingswet. “Elke hond met een hoed op kan vandaag bij manier van spreken een bouwbedrijf starten. Je hebt geen enkele beroepservaring nodig. Iedereen met een beetje verstand weet dat dit in veel gevallen a recipe for disaster is”, besluit Waeytens. Naar aanleiding van de slechte faillissementscijfers dringt Bouwunie er bij de federale regering op aan om de overgangsmaatregel voor het btw-tarief van 6% voor sloop en heropbouw uit te breiden naar particulieren die hun omgevingsvergunning indienden na 1 juli. Dit geeft de bouw een boost. Daarnaast herhaalt Bouwunie haar voorstel om een definitief verlaagd btw-tarief voor sloop-en heropbouw in te voeren zonder beperkingen en inclusief bouwpromotoren en projectontwikkelaars. “Bouwbedrijven krijgen zo de nodige zuurstof om te overleven”.

Sinds de afschaffing van de vestigingswet in Vlaanderen heb je geen enkele bedrijfskennis of specifieke beroepskennis meer nodig om een bouwbedrijf te starten, waardoor veel starters zich met te weinig voorkennis en bagage in het bouwondernemersavontuur storten. Daarnaast hebben jonge bedrijven sowieso nog niet zoveel reserves, waardoor die het sneller moeilijk krijgen in crisissituaties. Maar dus ook gevestigde bedrijven die tijdens corona hun reserves opgebruikt hebben, zitten in die faillissementscijfers vervat.

Uitbreiding overgangsmaatregel btw sloop en heropbouw
Concreet vraagt Bouwunie om wie zijn vergunning indiende tussen 1 juli 2023 en 13 oktober 2023 te laten genieten van het 6%-tarief tot en met 30 juni 2024, zonder de nieuwe beperkende maatregelen. En inclusief de 25%-regeling zoals de nieuwe maatregel voorziet.

Voorstel 12% opnieuw overwegen
Bijkomend vraagt Bouwunie om haar eerdere voorstel van 12% btw voor sloop-en heropbouw, zonder beperkingen en ook voor bouwpromotoren en projectontwikkelaars toegankelijk, opnieuw in overweging te nemen. Het Bouwunie-voorstel weegt minder dan de 60 miljoen euro op de federale begroting. En zou zelfs budgetneutraal kunnen zijn. De middelen hiervoor vindt Bouwunie bij de belasting voor niet-inwoners (BNI). “Voor zover de minister van Financiën zijn administratie werk laat maken voor het effectief innen van de BNI voor buitenlanders die tijdelijk in België werkzaam zijn”, aldus Waeytens. Daarvoor bestaat namelijk de BNI en de bilaterale belastingverdragen met alle EU-landen waarmee België een fiscaal bilateraal akkoord mee heeft. “Waarom doet de fiscus dit niet? Waarom hebben we dan die verdragen, als ze niet eens de inspanning levert om deze werkelijk uit te voeren”, vraagt Waeytens zich af.